Wat zijn de gevolgen van bloedverdunnersgebruik?

Honderdduizenden mannen en vrouwen in Nederland gebruiken bloedverdunners, in medische termen ook de anticoagulantia genoemd. Deze bloedverdunners verminderen of vertragen de stolling van het bloed. Deze medicijnen worden door huisartsen en medische specialisten voorgeschreven in verband met hart- en vaatziekten. Het gebruik van deze bloedverdunners is belangrijk om gezondheidsproblemen in de toekomst te voorkomen.

De drie meest voorkomende groepen van bloedverdunners zijn:

  1. Bloedplaatjesremmers
    Middelen die het samenklonteren van bloedplaatjes voorkomen. Deze zijn het minst krachtig in de antistolling. Voorbeeld zijn acetylsalicylzuur (Aspirine), carbasalaatcalcium (Ascal), clopidogrel (Plaxiv/Grepid), dipyridamol (Persantin), ticagrelor (Brilique).
  2. Vitamine-K-antagonisten
    Middelen die een krachtiger werking hebben om het stollingsproces te verminderen. Acenocoumarol en fenprocoumon behoren tot deze groep. Bij het gebruik van vitamine-K-antagonisten voert de trombosedienst regelmatige controle uit van de INR-waarde in het bloed. De hoogte van de INR-waarde varieert tussen 2 en 4, hoe hoger deze waarde, hoe minder goed het bloed stolt.
  3. DOAC
    De nieuwste groep antistollingsmedicijnen die een zeer krachtige werking hebben. Het voordeel van het gebruik van deze medicijnen is dat controles van de trombosedienst niet nodig zijn. Voorbeeld zijn apixaban (Eliquis), rivaroxaban (Xarelto), dabigatran (Pradaxa) en edoxaban (Lixiana).

Implantologie bij gebruik bloedplaatjesremmers

Als u alleen één bloedplaatjesremmer gebruikt zoals Ascal, Plavix of Persantin, is een implantaatbehandeling bij u direct mogelijk. U hoeft uw bloedverdunner niet te stoppen vóór de implantaatplaatsing. Indien u twee of meer bloedplaatjesremmer gebruikt, zal de impolantoloog met de voorschrijver van deze medicijnen overleggen om te bepalen welke van de twee er tijdelijk gestopt moet worden voor de implantaatbehandeling. Deze wordt doorgaans 5 dagen voor de behandeling gestopt. Na de behandeling kunt u alle bloedplaatjesremmers hervatten.

Implantologie bij gebruik vitamine-K-antagonisten

Als u een vitamine-K-antagonist gebruikt (u loopt bij de trombosedienst), is een implantaatbehandeling bij u mogelijk als uw INR-waarde onder de 3,5 is. Dit is in 90% van de gevallen zo. Als uw INR-waarde boven de 3,5 is, zal de implantoloog contact opnemen met de trombosedienst om de dosering van uw medicijn tijdelijk aanpassen. De trombosedienst vertelt u hoe u dit moet doen. In sommige gevallen regelt u zelf uw INR-waarde.

Implantologie bij gebruik DOAC

Als u een DOAC gebruikt, dient u eerst met de implantoloog te overleggen over wat te doen met uw bloedverdunner. Als uw gezondheid het toe laat, wordt de DOAC slechts kort voor de implantaatbehandeling gestopt. U slaat dan één of twee dosis over.

Bloedverdunnersgebruik vaak geen beperkende factor

Implantaten worden tegenwoordig in onze praktijk via een kleine opening door het tandvlees geplaatst. Daarom is de kans op een nabloeding erg klein. Na de implantaatplaatsing worden er hechtingen aangebracht om het tandvlees extra goed te sluiten. Zo nodig wordt nog een mondspoelmiddel voorgeschreven. Door de verfijnde techniek van implantaatplaatsing en de voorzorgsmaatregelen, zijn bloedverdunners tegenwoordig in 95% van de gevallen geen beperkende factoren meer voor een implantaatbehandeling.

Neem contact op

Als u meer vragen heeft of als u twijfelt, neem contact op met onze implantoloog voor meer informatie. Klik op de onderstaande knop.

Neem contact op

Over implantologie

  • Advies voor nazorg na een implantaatbehandeling

    21 maart 2024 30 november -0001

  • Implantaten na tandletsel

    15 maart 2024 30 november -0001

  • All-on-6 of all-on-8

    29 februari 2024 30 november -0001

  • All-on-6: zes implantaten

    22 februari 2024 30 november -0001